Paragrafen

Weerstandsvermogen en risicobeheersing

1. Maritieme Servicehaven Noordelijk Flevoland (MSNF)

PS hebben in juli 2017 besloten om de buitendijkse ontwikkeling van de Maritieme Servicehaven Noordelijk
Flevoland (MSNF) risicodragend te ontwikkelen en in december 2018 onder voorwaarden het investeringskrediet
verhoogd. In juni 2019 hebben Provinciale Staten de Servicehaven een maatschappelijke functie toegekend.

Wij onderkennen een aantal risico’s in de ontwikkeling van de MSNF. In december 2019 heeft de Raad van State
het provinciaal inpassingsplan vernietigd vanwege de nieuwe inzichten omtrent stikstofdepositie. Er moet
daarom een nieuw inpassingsplan worden opgesteld. Voordat de opdracht tot realisatie aan een aannemer
gegund kan worden moet het inpassingsplan onherroepelijk zijn. Daarnaast zijn de marktomstandigheden,
mede door de stikstofcrisis, gewijzigd. De stikstofproblematiek is helaas hardnekkig en er is op landelijke niveau nog steeds geen stikstofoplossing. Op regionaal niveau is het stikstofvraagstuk rondom de Maritieme Servicehaven praktisch gezien niet op te lossen. Daarmee is het onzeker wanneer het inpassingsplan kan worden vastgesteld en onherroepelijk zal worden. Dit zorgt voor onzekerheid voor de maritieme ondernemers en vervolgens het risico dat partijen af zullen haken.

Kans

Incidenteel/structureel

Financiële impact

Risicobedrag

n.v.t.

Incidenteel

n.v.t.

€ 4,0 mln.

De omvang en impact van de risico’s is gebaseerd op een Monte Carlo risicoanalyse (2020). Deze is gebaseerd op het huidige geaccordeerde businessmodel.

Beheersmaatregelen
De onderstaande beheersmaatregelen worden (onder meer) getroffen:

Aanbestedingsfase, voorafgaand aan de gunning dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan:

  • Er zijn inmiddels juridisch bindende grondovereenkomsten met het Rijk, Waterschap en gemeente Urk.
  • Met de organisaties binnen het consortium MSNF zijn juridische bindende overeenkomsten over langjarige afname gesloten.
  • Er moet sprake zijn van een onherroepelijk inpassingsplan.
  • Er zal niet gegund worden bij een aanbestedingsresultaat dat boven budget is.

Realisatie- en exploitatiefase:

  • Monitoring van de financiële en fysieke voortgang van de ontwikkeling door een contractbeheersteam.
  • Het inzetten van technische specialisten die de ontwikkeling van de haven monitoren en specifieke toetsen op de werkzaamheden uitvoeren.
  • Periodieke rapportage over de voortgang van de realisatie van het project 'MSNF' aan GS en PS.

2. Flevokust Haven

PS hebben in 2014 besloten om te investeren in de buitendijkse ontwikkeling van de multimodale overslaghaven Flevokust. De ontwikkeling (bouw) van de haven is eind 2016 gestart en de haven is het derde kwartaal van 2018 in gebruik genomen.

Wij onderkennen een aantal risico’s inzake de exploitatiefase vanaf 2019. Dit betreft de onderhoudskosten en het kan zijn dat de verwachte opbrengsten uit de exploitatie niet kostendekkend zijn als gevolg van (eventuele) gedeeltelijke leegstand.

Kans

Incidenteel / structureel

Financiële impact

Risicobedrag

n.v.t.

Incidenteel

n.v.t.

€ 1,7 mln.

De omvang en impact van de risico’s is gebaseerd op een Monte Carlo risicoanalyse.

Hierin is ook het effect van de in 2019 doorgevoerde duurzame waardevermindering betrokken. De risico’s betreffen exploitatierisico’s, enkele resterende risico’s betreffende oplevering en te maken afspraken over beheer en onderhoud.

Beheersmaatregelen
De onderstaande beheersmaatregelen worden (onder meer) getroffen:

Realisatie- en exploitatiefase:

  • Intensief samenwerken met de gemeente Lelystad in positionering en profilering van Flevokust Haven bij private en publieke partijen.
  • Samen met de gemeente Lelystad de exploitatie van de haven op een professionele en slagvaardige manier vormgeven binnen de financiële kaders met als doelstelling economische en maatschappelijke meerwaarde te realiseren;
  • het monitoren van de financiële dekkendheid van exploitatie;
  • het plegen van acquisitie voor het vinden van aanvullende exploitanten;
  • periodieke rapportage over de voortgang van de realisatie van het project Flevokust aan Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten.

3. Grote infrastructurele projecten

Het risico van omvangrijke infrastructurele projecten wordt voorzien van een risicoberekening, waarvan de uitkomst wordt vergeleken met het beschikbaar gestelde budget. Indien de uitkomst van de raming hoger is, dan wordt het verschil betrokken in de risicoberekening op concern niveau.
In deze Begroting 2022 zijn de risico's van de programma's 'Hogering Almere', 'Groot Onderhoud bruggen en sluizen (GOBS)' en 'Roggebot/Kampen N307' geactualiseerd. Verder wordt kort ingegaan op het in komende maanden nog te kwantificeren risico Meerjarenprogramma Oeveronderhoud.

In de jaarrekening 2020 was op concernniveau voor het project 'Capaciteitsuitbreiding Hogering Almere' een risicoreservering van ca. € 2,4 miljoen opgenomen. Het project bevindt zich nog in dezelfde fase als bij de jaarrekening. Een aantal stappen binnen deze fase zijn afgehandeld, waardoor het risicobedrag verlaagd kan worden naar ca. € 2,2 miljoen. 

In de Jaarrekening 2020 was voor het programma 'Bruggen en Sluizen (GOBS)' een risicoreservering van ca. € 5,7 mln. opgenomen op basis van een Monte Carlo (MC) analyse opgesteld tijdens de aanbestedingsfase in 2017/2018. De installaties van de bruggen en sluizen in Flevoland zijn gedateerd en gebouwd in de tijd van de drooglegging van Flevoland 1940-1955. Het programma 'Bruggen en Sluizen' heeft als doel deze objecten toekomstbestendig te maken inclusief de mogelijkheid om de installaties optimaal veilig en centraal te bedienen. Met als gevolg het aantal storingen te verminderen, de veiligheid te bevorderen en een kwaliteitsimpuls te creëren voor de beroeps en recreatievaart. De planning loopt van 2017 tot en met 2023. De 16 projecten worden ingepland afhankelijk van de prioriteit en dienen met zo min mogelijk overlast te worden uitgevoerd binnen een totaal krediet van € 59,8 mln.
Het programma GOBS heeft in 2021 een aantal financiële tegenslagen moeten incasseren. Er zijn risico’s opgetreden en er hebben zich nieuwe risico’s geopenbaard. De tegenvallers tijdens realisatie van het programma GOBS zetten het programma fors onder druk. Na het renoveren van 6 van de 16 locaties dreigt er een indicatief financieel tekort van ca. € 9.2 mln. Het tekort is toe te schrijven aan ontwikkelingen, die van tevoren niet voorzien konden worden. Coronamaatregelen, het grondstoffentekort en de daarmee samenhangende prijsstijgingen, nieuwe aanvullende wet- en regelgeving, betonrot en de gewijzigde uitvoeringseisen voor de steigers, remming- en geleidewerken spelen hierbij een rol.

Het programma N307 Roggebot - Kampen heeft meerdere financiers: het watergerelateerde deel wordt gefinancierd door het Rijk (ongeveer 75% van het totale projectbudget) en het infrastructurele deel door de provincie Flevoland en de provincie Overijssel. Het risico voor het infrastructurele deel wordt gezamenlijk gedragen door de provincie Flevoland en Overijssel (elk 50%). De besluitvorming heeft in september 2020 plaatsgevonden in PS-en van Flevoland en Overijssel en door de minister van IenW. Twee exogene risico's gaan mogelijk een rol spelen de komende periode. Het gaat dan om de extreme prijsstijging van bouwmaterialen in het bijzonder van staal en de onvoorziene omstandigheden rondom corona. Het risico voor provincie Flevoland is toegenomen van ca. € 2,2 mln. in jaarrekening 2020 tot ca. € 2,4 mln. in de begroting 2022.

In totaal wordt risicoreservering opgenomen van ca. € 13,8 mln. (ten opzichte van € 10,3 mln. in de Jaarrekening 2020). De hieruit voortvloeiende structurele extra kapitaallasten bedragen ca. € 0,35 mln. Vermenigvuldigd met de factor 3 (conform beleid structurele risico's) leidt dit tot een risicobedrag van ca. € 1,0 mln.

Het Meerjarenprogramma Oeveronderhoud Flevoland heeft als doel om grootschalig onderhoud uit te voeren aan 47 kilometer oevers, verspreid over Flevoland. De uitvoering staat gepland voor eind 2022 en loopt door tot en met 2025. Momenteel zitten we in de planvoorbereidingsfase waarin we een probabilistische raming opstellen. Aan de hand daarvan zal het risicobedrag worden bepaald en in de Jaarrekening 2021 verwerkt.

Kans

Incidenteel / structureel

Financiële impact

Risicobedrag

n.v.t.

Structureel

n.v.t.

€ 1,0 mln.

Beheersmaatregelen
De onderstaande beheersmaatregelen worden (onder meer) getroffen:

  • Een grondige (integrale) voorbereiding met stakeholders zorgt voor een beheerste voorbereiding en uitvoering van de projecten.
  • Daarnaast worden de projecten gestuurd met inachtneming van de risico's en zijn ervaren projectteams geformeerd om de projecten voor te bereiden en te realiseren.

4. Innovatiepaviljoen (Floriade)

PS hebben in 2014 besloten om te investeren in een Innovatiepaviljoen op het Floriadeterrein. Vervolgens zijn zowel het ontwerp als de berekening voor de benodigde investering opgesteld. Uit die berekening bleek dat het oorspronkelijk beschikbare krediet niet toereikend was. In december 2017 is door PS besloten om het investeringskrediet te verhogen. Tevens is vastgesteld dat een risicoreservering van € 1,1 mln. benodigd is, gebaseerd op de uitgevoerde risicoanalyse. In 2019 heeft de aanbesteding van de bouw plaatsgevonden. De bouw van het Innovatiepaviljoen is medio 2020 gestart, de oplevering en ingebruikname vond plaats in juni 2021.

Wij onderkennen nog steeds dezelfde risico’s die betrekking hebben op drie periodes, namelijk: de ontwikkelingsfase (bouw), de exploitatiefase en fase na afloop van de Floriade. De voornaamste risico's zijn:

  • Afhankelijk van het gebruik van het pand bestaat het risico dat de omzetbelasting over de bouwkosten (deels)niet verrekenbaar of compensabel is (kostenverhoging).
  • Er is een risico op gedeeltelijke leegstand wat een lagere opbrengst tot gevolg kan hebben. Door de latere oplevering (2021 ten opzichte van 2017) is de exploitatieduur verkort en dus is het risico voor de provincie afgenomen (maar nog wel aanwezig).
  • Het is de bedoeling om het gebouw na afloop van de Floriade in 2023 te verkopen. De verkoopwaarde van het pand is nu een schatting en is bijvoorbeeld mede afhankelijk van de omgeving waarin het pand dan staat.

Kans

Incidenteel / structureel

Financiële impact

Risicobedrag

75%

Incidenteel

€ 1,4 mln.

€ 1,1 mln.

Beheersmaatregelen
Voor de specifieke risico’s zijn beheersmaatregelen getroffen, zoals:

  • Eisen voor het kwaliteitsniveau zijn hoog, om de aantrekkelijkheid voor potentiële gebruikers te vergroten.
  • Periodiek wordt de businesscase voor de exploitatieperiode van 2021-2023 geactualiseerd en in de meerjarige provinciale begroting verwerkt. De berekening komt uit op een totale last van circa € 0,5 mln., inclusief de kapitaallasten over die jaren. Deze lasten worden gefinancierd vanuit het daarvoor geoormerkte bedrag van € 0,7 mln. in de 'Brede Bestemmingsreserve'.
  • Door de corona beperkingen zullen inkomsten de komende maanden lager zijn, maar de uitgaven kunnen daar grotendeels op aangepast worden.
  • Wij rapporteren jaarlijks aan Provinciale Staten over de voortgang van het project, vanuit het programma 'Floriade Werkt!'.
  • Regelmatig wordt de risicoanalyse herhaald en geactualiseerd.
  • Het paviljoen wordt (met behulp van externe expertise) zo veel mogelijk aangesloten op de marktbehoefte.
  • In de exploitatieberekening is bij de beoordeling van de haalbaarheid al uitgegaan van een gedeeltelijke leegstand.
  • Een deel van de exploitatie kan worden gefinancierd vanuit het programma 'Floriade Werkt!'.

5. Nazorgfonds

Op basis van de wet Milieubeheer is de provincie verantwoordelijk voor de eeuwigdurende nazorg van gesloten stortplaatsen. Via bij de exploitant opgelegde heffingen wordt vermogen opgebracht om deze nazorg te bekostigen. Dat vermogen is ondergebracht in het Provinciaal Fonds Nazorg Gesloten Stortplaatsen Flevoland (Nazorgfonds) en dient voldoende te renderen om de dekking van toekomstige uitgaven zeker te stellen. Het Nazorgfonds heeft (langjarig) een doelrendement van gemiddeld 4,4%. Wij onderkennen een risico dat het werkelijke rendement lager is, waardoor het vermogen van het Nazorgfonds niet toereikend zal zijn om aan de verplichtingen te kunnen voldoen.

Dit risico is tweeledig en ziet toe op de:
1. lange termijn (eeuwigdurend);
2. korte termijn (meerjarige begrotingshorizon tot 5 jaar).

Indien op lange termijn de rendementsdoelstelling niet haalbaar is, moet er een kapitaalstorting plaatsvinden om ervoor te zorgen dat het vermogen over de totale looptijd toereikend is om de onderhoudskosten te dekken. Voor de reeds gesloten stortplaatsen (nu alleen Het Friese Pad) is de provincie risicodrager voor dergelijke tekorten. Het uitgangspunt is een gemiddeld rendement van 4,4% over de lange termijn, namelijk een eeuwigdurende beleggingshorizon. Vooralsnog hanteren wij het uitgangspunt dat dit op de (zeer) lange termijn gemiddeld gerealiseerd kan worden, waardoor dit risico niet in onderstaand risicobedrag is meegenomen.

Voor de korte termijn kunnen lagere rendementen leiden tot (tijdelijke) verliezen en daarmee tot een negatief eigen vermogen van het fonds. De rendementsinkomsten zijn dan ontoereikend om de jaarlijkse nazorgkosten en/of de benodigde aangroei van de voorziening te dekken. Gezien de huidige kapitaalmarkt bestaat het risico dat het doelrendement niet kan worden gerealiseerd, waardoor de provincie het eigen vermogen van het Friese Pad dient aan te vullen. In 2021 wordt het beleggingsrendement op 3,1% ingeschat, waardoor het jaarresultaat naar verwachting net positief zal zijn. Voor het kwantificeren van het risico wordt voor de jaren 2021 t/m 2025 uitgegaan van een te realiseren rendement van gemiddeld 2% (in plaats van de rekenrente van 4,4%). Dit komt neer op een financiële impact van circa € 0,22 mln. per jaar, waarvan de kans van optreden op 50% is geschat.

Kans

Incidenteel / structureel

Financiële impact

Risicobedrag

50%

Incidenteel

€ 1,1 mln.

€ 0,6 mln.

Het risico is afgenomen ten opzichte van jaarrekening 2020 (van € 0,6 mln. tot € 0,55 mln.). Dit heeft vooral te maken met de beleggingsrendementen die de afgelopen twee jaar relatief gunstig waren.

Beheersmaatregelen
Het vermogensbeheer is uitbesteed aan een externe vermogensbeheerder (ABN Amro MeesPierson). Samen met deze vermogensbeheerder wordt binnen de (wettelijke) kaders die gesteld zijn aan het beleggingsprofiel en risico, gezocht naar een optimale samenstelling van de beleggingsportefeuille, om gegeven de huidige marktomstandigheden een optimaal rendement te realiseren.

In 2021 wordt een onderzoek uitgevoerd door een externe partij om te komen tot een goed systeem om de rekenrente te bepalen. Dit is mede op verzoek van het IPO en wordt landelijk gedragen. De verwachting is dat het onderzoek leidt tot een lagere rekenrente, waardoor de kans op het behalen van die rekenrente groter wordt. Het hanteren van een lagere rekenrente vergt wel een (incidentele) storting in het eigen vermogen van het fonds.

6. (Ineffectieve) informatievoorziening

De afgelopen jaren is de informatievoorziening van de provincie Flevoland ‘op orde’ gebracht. Een belangrijke stap die nog moet worden genomen is de overgang (grotendeels) van ICT in eigen beheer naar clouddienstverlening. Deze beweging ‘raakt’ grote delen van de informatievoorziening en moet dus uiterst zorgvuldig plaatsvinden. Door technische vraagstukken en coronamaatregelen heeft dit extra tijd gevergd. Inmiddels zijn de issues opgelost en is de ‘verhuizing’ gepland (najaar 2021).

De digitalisering van de samenleving en (daarmee ook) de provincie zal de komende jaren in snel tempo voortgaan. De visie van de provincie Flevoland en de daarvoor benodigde activiteiten en middelen zijn uitgewerkt in een nieuwe Informatiestrategie 2021-2024. Dit jaar zijn de 1e stappen gezet, met name op het gebied van data gedreven werken (met o.a. de implementatie van een nieuw dataplatform). Dit alles vraagt het nodige van de medewerkers van de provincie en wordt er gericht gewerkt aan het vergroten van de kennis. Door de coronamaatregelen konden geen trainingen op locatie worden verzorgd. Daarom is er een digitale leeromgeving (e-learning) opgezet waarin 4 (specifiek voor provincie Flevoland ontwikkelde) basistrainingen worden aangeboden. De workshops zijn inmiddels gestart en worden dit najaar met meerdere groepen voortgezet.

Door de toenemende digitalisering - in de bedrijfsvoering, maar steeds meer in de primaire processen- worden de risico’s op het gebied van informatieveiligheid groter. Hiertoe is 2020 het informatiebeveiligingsbeleid geactualiseerd en aangescherpt. Speerpunt is de nieuwe, verplicht in te voeren, ‘baseline informatieveiligheid overheid’ (BIO). Deze baseline biedt concrete handvatten voor het bepalen van een adequaat beveiligingsniveau en daarbij passende beveiligingsmaatregelen (‘basis beveiligingsniveau’). Hiertoe zijn/worden risicoanalyses uitgevoerd bij de afdelingen. Het samenvattende beeld is het voorjaar 2021 gedeeld met het afdelingsmanagement en zal dit najaar verder worden uitgewerkt met verdiepende analyses voor specifieke bedrijfsonderdelen waarvoor hogere risico’s zijn onderkend. Dit vereist aanvullende maatregelen.

Er zijn ontwikkelingen op het gebied van de wet- en regelgeving met impact op informatievoorziening en digitalisering van de provincie, waaronder de Omgevingswet, Wet open overheid en de Wet digitale overheid. De inwerkingtreding van de Omgevingswet is verder uitgesteld (tot 1-7-2022) en de aanpassingen op digitaal gebied zijn voor de 1e fase nog begrensd, maar zullen de fasen daarna zeker ingrijpend zijn. Dat geldt ook voor de Wet open overheid, die naar verwachting per 1-4-2022 van kracht zal worden. Uit een begin 2021 uitgevoerde impactanalyse is vastgesteld dat de gevolgen van deze wet voor de provincie(s) groot zijn. De Wet digitale overheid is een kaderwet met vooralsnog focus op toegangsbeveiliging en het gebruik van (open) standaarden, maar deze wet zal snel worden uitgebreid (o.a. met de reeds geldende regelgeving met betrekking de toegankelijkheid van overheidswebsites en -toepassingen). Deze wet- en regelgeving heeft grote impact op de wijze waarop de provincie haar processen uitvoert, inclusief de daarvoor benodigde informatiesystemen. Deze ontwikkelingen zijn in de ‘Informatiestrategie 2021-2024’ voorzien en vragen de komende jaren de aandacht.

Bij de verdere ontwikkeling van de informatievoorziening en digitalisering wil de provincie Flevoland optimaal gebruik maken van de mogelijkheden binnen het programma ‘Interprovinciale Digitale Agenda’ (IDA). Het vastgestelde programmaplan van IDA voor 2021 biedt hiervoor goede aanknopingspunten. Dit programma zal ook in 2022 worden voortgezet en de provincie Flevoland is hier nauw bij betrokken.

Het niet tijdig en/of goed aansluiten op de genoemde digitale ontwikkelingen zal leiden tot gebrekkige ICT-voorzieningen bij alle afdelingen met alle risico’s van dien. Bijvoorbeeld onvoldoende dienstverlening (aan bedrijven en ketenpartners), verstoorde processen, gebrekkige (kwaliteit van) data en/of inbreuk in systemen. Naast juridische claims kan dit leiden tot extra benodigde investeringen in processen en systemen, waarvan de totale impact wordt geschat op € 5,0 mln.

De impact van corona (i.c. de sluiting van het provinciehuis) op de informatievoorziening van de provincie Flevoland was beperkt. Doordat in 2019 alle medewerkers een mobiele werkplek hebben gekregen (smartphone en laptop) kon de stap naar (verplicht) thuiswerken relatief eenvoudig gemaakt worden. Daarbij zijn faciliteiten beschikbaar gesteld (m.n. beeldschermen en bureaustoelen) om de thuiswerkplek (ergonomisch) te verbeteren. Ook het beheer van het IT-platform en de applicaties kan goed op afstand (‘remote’) worden uitgevoerd. Voor de activiteiten die echt op het provinciehuis moeten worden uitgevoerd is vrijstelling gegeven. Met de actuele versoepelingen van de maatregelen worden nu voorbereidingen getroffen dat medewerkers eind augustus weer kunnen werken op het provinciehuis. Daarbij zal worden uitgegaan van een hybride variant (‘tijd en plaats bewust werken’), waarbij wordt gezocht naar een optimale mix van werken op kantoor en thuiswerken. Hiervoor zullen de nodig aanvullende IT-voorzieningen beschikbaar worden gesteld.

Kans

Incidenteel/structureel

Financiële impact

Risicobedrag

10%

Incidenteel

€ 5,0 mln.

€ 0,5 mln.

Ondanks het feit dat de informatievoorziening van de provincie op orde is, is het risicobedrag ongewijzigd ten opzichte van de vorige raming. Dit gezien de snelle en ingrijpende ontwikkelingen op het gebied van digitalisering en de aanhoudende dreiging van cybercriminaliteit, waaronder de recente toename van gijzelsoftware.

Als de overgang naar clouddienstverlening is voltooid, de digitaliseringsprojecten voor de komende jaren bekend zijn en eventueel benodigde aanvullende maatregelen op het gebied van informatiebeveiliging zijn genomen, zal het risicoprofiel met betrekking tot informatievoorziening opnieuw worden gewogen.

Beheersmaatregelen

  • (verdere) implementatie van ‘baseline informatieveiligheid overheid’ (BIO).
  • Realisatie van de ‘Informatiestrategie 2021-2024’.
  • Ontwikkeling van digitale kennis en vaardigheden (‘Medewerkers Digivaardig’).
  • Interprovinciale samenwerking op het gebied van digitalisering (IDA).
  • Continue ontwikkeling (kennis, vaardigheden en capaciteit) van de afdeling IV.

7. Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers (APPA)

Het risico bestaat dat de middelen in de voorziening 'APPA' (Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers) niet toereikend zijn om aan de toekomstige pensioenverplichtingen te voldoen. Jaarlijks wordt door Loyalis een actuariële berekening van de benodigde middelen in de voorziening 'APPA' ten behoeve van de jaarrekening opgesteld. Na controle door de accountant wordt het bedrag vastgesteld, zodat aan alle toekomstige verplichtingen kan worden voldaan. De onderliggende variabelen zijn onder meer de rente, de levensverwachting van en het aantal bestuurders, de huidige leeftijd van de uitkeringsgerechtigde en het behaalde rendement op de uitzettingen. Omdat deze variabelen constant aan verandering onderhevig zijn fluctueert het benodigde bedrag met als mogelijk gevolg dat er een extra storting moet plaatsvinden in de voorziening 'APPA' om deze op peil te houden. Dit heeft zich in afgelopen jaren meerdere malen voorgedaan.

Kans

Incidenteel/structureel

Financiële impact

Risicobedrag

50%

Incidenteel

€ 0,5 mln.

€ 0,3 mln.

Het risico is ongewijzigd ten opzichte van de Jaarrekening 2020. Bij de Jaarstukken 2021 wordt de hoogte van de benodigde voorziening opnieuw berekend.

Beheersmaatregel
De frequentie van jaarlijkse actualisatie voorkomt grote schommelingen.

8. OMALA

OMALA N.V. is een verbonden partij van provincie Flevoland. De handelsnaam is Lelystad Airport Businesspark (LAB). De provincie heeft twee financiële belangen, namelijk het verstrekte aandelenkapitaal en de verstrekte leningen voor de financiering van het werkkapitaal. De ontwikkeling van LAB is in het verleden vertraagd door de latere besluitvorming omtrent het luchthavenbesluit en door de landelijke economische situatie. De ontwikkeling betreft zowel de verwerving als de ontwikkeling en verkoop van gronden.

Wij onderkennen het risico dat er een negatief resultaat kan ontstaan in de grondexploitatie van de ontwikkelingsmaatschappij doordat:

  • de verkoop van de gronden niet, later of tegen een lagere prijs wordt gerealiseerd;
  • de kosten voor de ontwikkeling hoger blijken te zijn dan geraamd.

Wanneer het risico zich voordoet kan het gevolg daarvan zijn dat de waardering van het door de provincie verstrekte kapitaal en de leningen naar beneden moet worden bijgesteld vanwege incourantheid of lagere marktwaarde.

De kans is geschat op basis van de voortgang van de grondexploitatie. Door de verkoop van een grote hoeveelheid grond is de achterstand in de grondexploitatie voor een groot deel ingehaald. De samenwerking met Schiphol Real Estate (SRE) in de ontwikkeling van het gebied is bekrachtigd door een getekende overeenkomst. Dit betekent dat de realisatiekans van de kavel Flight District (tegenover de terminal) ook verder is toegenomen. Het besluit over het in operationeel gebruik nemen van Amsterdam Lelystad Airport voor groot handelsverkeer heeft alleen invloed op de grondexploitatie Flight District. Het risico is ten opzichte van de Jaarrekening 2020 ongewijzigd.

Kans

Incidenteel / structureel

Financiële impact

Risicobedrag

10%

Incidenteel

€ 1,0 mln.

€ 0,1 mln.

Beheersmaatregelen
Om risico’s te beperken zijn de volgende beheersingsmaatregelen ingesteld:

  • De bedrijventerreinen rond Amsterdam Lelystad Airport hebben de status ‘bijzonder terrein’ gekregen, waardoor er ruimere mogelijkheden zijn voor ontwikkeling.
  • Er zijn concrete beheersingsafspraken gemaakt tussen de betrokken aandeelhouders. Zo moeten alle investeringsbeslissingen betreffende grondverwerving en bouwrijp maken, vooraf worden goedgekeurd door de aandeelhouders.
  • De kosten in de grondexploitatie zijn versoberd, onder andere voor het onderdeel bedrijfsvoering.
  • De grondexploitatie wordt periodiek (met behulp van externe deskundigen) geactualiseerd en vervolgens door de bestuurders en aandeelhouders geëvalueerd.
  • Voor het verstrekken van leningen is een plafond overeengekomen.
  • Per kwartaal wordt er door OMALA gerapporteerd aan de aandeelhouders over de voortgang en de financiële positie. Deze rapportages worden zowel ambtelijk als bestuurlijk geëvalueerd en besproken.
  • SRE heeft een aandeel overgenomen in Flight District, wat leidt tot risicobeperking voor de provincie.

9. Persoonsgegevens (AVG)

Alle organisaties moeten aan de AVG (Algemene Verordening Gegevensbescherming) verordening voldoen. Hierop wordt toezicht gehouden door de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). De maximale boete, bij het niet naleven van de wet, is substantieel en afhankelijk van het omzetniveau en type organisatie. De provincie houdt (als midden-bestuur) in beperkte mate persoonsgegevens bij. Deze hebben met name betrekking op medewerkers, aanvragers en verzoekers van provinciale diensten en relaties.

Kans

Incidenteel/structureel

Financiële impact

Risicobedrag

10%

Incidenteel

€ 1,0 mln.

€ 0,1 mln.

De provincie heeft diverse beheersmaatregelen ingevoerd:

  • De in AVG genoemde processen (voor zover nu bekend) zijn geïmplementeerd en vastgesteld binnen de provincie en de informatiehuishouding is in beeld gebracht en bijgehouden. In geval van risicovolle processen (zoals cameratoezicht bruggen en sluizen) wordt een meer diepgaande risicoanalyse uitgevoerd (zo nodig middels een Business Impact Analyse (BIA): instrumentarium voor toetsing van de mate van benodigde Informatiebeveiliging) en/of een Data Protection Impact Assessment (DPIA): instrumentarium voor (zelf-) assessment om vooraf de privacy risico’s van een (beoogde) gegevensverwerking in kaart te brengen).
  • Deze inventarisatie van risicovolle processen is gestart in 2020 en loopt nog door in 2021 en verder.
  • Er worden verwerkersovereenkomsten afgesloten met derden die in opdracht van de provincie taken uitvoeren waarbij persoonsgegevens worden verwerkt.
  • Er worden ook samenwerkingsovereenkomsten gesloten wanneer er sprake is van een gedeelde of gezamenlijke verantwoordelijkheid.
  • De verwerkingen van persoonsgegevens zijn in beeld en vastgelegd in het (wettelijk voorgeschreven) register (Verwerkingsregister), dit wordt continu geactualiseerd.
  • De rechtmatigheid van verwerkingen wordt regelmatig gecontroleerd en wijzigingen worden bijgehouden.
  • Tijdige melding en afhandeling van (potentiële) datalekken binnen de provincie is ingeregeld conform het protocol melding datalekken; de werkwijze wordt binnen de organisatie (voortdurend) gecommuniceerd.
  • De provincie bevordert continu de bewustwording met betrekking tot de omgang van persoonsgegevens en de beveiliging daarvan. Dit zal in 2021 nog meer onder de aandacht worden gebracht door middel van eLearning modules en workshops die specifiek op dit onderwerp zijn gericht.

10. Overige risico's

De resterende financiële risico's bedragen ca. € 0,4 mln. evenals in de Jaarrekening 2020.

Risicovolle ontwikkelingen met (mogelijk) een financiële impact

Onder meer de volgende risicovolle ontwikkelingen kunnen worden genoemd zonder dat deze kunnen of worden gekwantificeerd:

Dossier Stikstof
De Raad van State heeft op 29 mei 2019 beslist dat het Programma Aanpak Stikstof (PAS) niet gebruikt mag worden als basis om toestemming te verlenen voor activiteiten (door GS of het rijk) die leiden tot een stikstoftoename op stikstofgevoelige habitattypen en soorten in Natura 2000-gebieden.

Deze beslissing heeft consequenties voor ruimtelijke ontwikkelingen, zoals woningbouw, de aanleg van infrastructuur (onder andere vaar-, spoor-, en autowegen), de bouw van nieuwe bedrijven en agrarische activiteiten, die kunnen leiden tot een toename van de stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen in Natura 2000-gebieden. Meldingen onder de PAS hebben hun rechtskracht verloren.

Nu het ecologisch onderzoek (“de passende beoordeling”) van het PAS niet meer als basis voor toestemmingverlening kan worden gebruikt, is voor veel ruimtelijke ontwikkelingen, ook op grote afstand van Natura 2000-gebieden, nodig dat zij op een andere manier gaan aantonen, dat hun project of plan (zoals een 102 bestemmingsplan) op voorhand geen significant schadelijke effecten heeft op de Natura 2000-gebieden. Pas daarna kan toestemming worden verleend.

Voor projecten betekent dit dat moet worden beoordeeld of (alsnog) een natuurvergunning is vereist. Gedeputeerde Staten (en in een aantal gevallen het ministerie van LNV) zijn het bevoegde gezag voor deze vergunning. Zij dienen te beoordelen of voor een project een natuurvergunning is vereist. Voor bestemmingsplannen geldt weliswaar geen natuurvergunningsplicht, maar ook zij moeten ook aan de eisen van de Wet natuurbescherming voldoen. Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet daarom beoordeeld worden of de met het bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen significant negatieve effecten zouden kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied. Ook dan moet er een passende beoordeling (en als gevolg daarvan ook een milieueffectrapport) worden gemaakt.

De commissie Remkes heeft in haar rapport 'Niet alles kan' advies gegeven over de maatregelen die genomen kunnen worden om stikstof depositie te verminderen. Op landelijke niveau worden bestuurlijke afspraken gemaakt over de acties van gemeenten, provincies en het rijk op de korte middellange en lange termijn. Flevoland heeft daarin een bijzondere positie omdat wij geen voor stikstof gevoelige N2000 gebieden hebben. Door middel van de gebiedstafels wordt met de verschillende sectoren in Flevoland nagedacht wat voor Flevoland de beste maatregelen en oplossingen kunnen zijn. Dit alles is van belang omdat de uitspraak veel belangrijke ontwikkelingen zoals Lelystad Airport, MSNF, MITC, dijkversterking, woningbouw en bedrijfsverplaatsingen raakt. Er moet rekening worden gehouden dat niet alle plannen en ontwikkelingen door kunnen gaan op dezelfde voet of zelfs helemaal niet meer. De omvang van dit probleem is zo groot dat ook op landelijk niveau wordt gekeken naar het schadeaspect. Hier kan op dit moment nog geen inschatting van worden gegeven.

De Tweede Kamer heeft door middel van een amendement in de Wet stikstofreductie en natuurverbetering geborgd dat PAS-meldingen en activiteiten die onder het PAS vrijgesteld waren van een vergunning alsnog een vergunning krijgen. Hoewel het Rijk hiervoor primair aan de lat staat, is nog onduidelijk welke impact het vergunnen van al deze activiteiten gaat hebben op de formatie. Daarnaast zien we een toename in het aantal handhavingsverzoeken betreffende deze categorie. Inmiddels in het kader van het landelijke Programma Natuur aan de provincies budget beschikbaar gesteld voor maatregelen gericht op natuurherstel. Middels een SPUK (specifieke uitkering van het Rijk) heeft de provincie Flevoland voor 2021, 2022 en 2023 € 9,6 mln. euro ontvangen. Daarbij geldt voor de uitvoering een uitloop naar 2024 en 2025.    

Beheersmaatregelen
In maart 2020 heeft PS extra budgetten beschikbaar gesteld. Dit betrof een structureel budget voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (ca. € 0,3 mln.), een incidenteel budget maatwerkgesprekken bv. verduurzamingsmaatregelen en stikstofreductie ca. (€ 1,5 mln.) en een incidenteel budget voor innovatie bv. pilots die leiden tot stikstofreductie (ca. € 1 mln.)

COVID-19
Sinds het begin van de coronapandemie in 2020 lijkt ons land zich in 2021 goed staande te houden. De eerste golf veroorzaakte een grote mate van onzekerheid. De tweede lockdown en de langdurige sluiting van horeca en detailhandel hebben weliswaar grote gevolgen, maar tegelijkertijd lijkt de toename van de werkloosheid en economische krimp relatief beperkt. En ondanks veel onzekerheid en sectorale verschillen zijn er aanwijzingen dat Flevoland de crisis goed heeft doorstaan. We constateren dat mobiliteit en vervoersbewegingen weer toenemen. De werkgelegenheid groeit door, en het aantal faillissementen is in 2020 lager geweest dan voorgaande jaren. Desondanks moeten we voor de middellange termijnrekening rekening houden met diverse consequenties: veranderingen op de arbeidsmarkt bijvoorbeeld door verdere digitalisering, minder zichtbare veranderingen zoals gedragsveranderingen en mentale en fysieke gezondheid, toekomstperspectief, verscherping van en tweedeling in de samenleving en toename van onveiligheid.

Beheersmaatregelen

  • In de eerste plaats heeft vaccinatie ervoor gezorgd dat het maatschappelijk verkeer weer mogelijk is.
  • Als provincie hebben we het Noodfonds en een Coronamaatregelenpakket opgesteld om de effecten van de crisis te bestrijden en te investeren in de samenleving. Ook het rijk en gemeenten treffen maatregelen. Van de diverse regelingen die deels zijn verlengd voor een deel van 2021 en het Noodfonds is goed gebruik gemaakt. Welke gevolgen de toepassing van deze regelingen op termijn hebben, is moeilijk te zeggen.
  • In IPO verband heeft een inventarisatie van coronaschade plaatsgevonden. Deze doet zich vooral voor in de sectoren openbaar vervoer, cultuur en economie. Voor de compensatie van de schade in het openbaar vervoer en in de culturele sector zijn inmiddels met het Rijk afspraken gemaakt.
  • Flevoland monitort de crisis periodiek op een groot aantal aspecten (zie Coronamonitor op de website).
  • Er wordt overlegd met andere overheden, bedrijfsleven en instellingen om Flevoland uit de crisis te brengen.
  • Ten slotte zien we dat de crisis leidt tot innovaties en dat kansrijke initiatieven worden ondernomen.

Er hoeft geen separate risicoreservering voor de financiële gevolgen van de coronacrisis opgenomen.

Woningopgave
Landelijk is er een groot tekort aan woonruimte. Tweede Kamer en de regering hebben Flevoland gevraagd ruimte te bieden aan woningbouw. Een dergelijke ontwikkeling biedt allerlei mogelijkheden om Flevoland verder te ontwikkelen. Daarbij moet worden gedacht aan randvoorwaarden en voorzieningen die op peil moeten blijven of worden gebracht. Tegelijkertijd zullen zich risico’s in een breed spectrum voordoen voor de korte en lange termijn. Naast financiële, juridische en andere technische aspecten, zullen maatschappelijke en fysieke knelpunten zich voordoen en kunnen bestuurlijke en organisatorische risico’s naar boven komen. In het ontwikkelproces zal hiermee rekening moeten worden gehouden.

Openbaar vervoer
De maatregelen die het kabinet heeft afgekondigd ter bestrijding van het coronavirus zijn met ingang van medio maart 2020 van grote invloed op de exploitatie van het openbaar vervoer in Nederland. Onder andere de angst voor het virus en de oproep om zoveel mogelijk thuis te werken hebben de reizigersaantallen drastisch doen dalen. Tegelijkertijd is de sector als “vitale functie” aangemerkt, met als gevolg dat dienstregelingen grotendeels in stand zijn gehouden om mensen met vitale beroepen te kunnen vervoeren van en naar hun werk. Binnen de OV-concessie IJsselmond is de provincie Flevoland opbrengstverantwoordelijk. Mee- en tegenvallers in de reizigersinkomsten komen daarmee in beginsel voor rekening en risico van de provincie als concessieverlener. Vanaf 4 september 2021 is de provincie Flevoland ook verantwoordelijk voor concessie Lelystad, waarin de opbrengstverantwoordelijkheid bij de vervoerder ligt.

Beheersmaatregelen
Over de periode 15 maart 2020 tot en met 31 augustus 2022 heeft het Rijk in verband met de uitvoering van het openbaar vervoer tijdens de coronapandemie een landelijke compensatieregeling (ter gedeeltelijke dekking van de gederfde opbrengsten) opengesteld. Voorwaarden daarbij zijn onder andere dat de provincie haar (pre-corona berekende en geïndexeerde) exploitatievergoedingen in het kader van haar OV-concessies IJsselmond en concessie Lelystad volledig aan de vervoerders betaalt en dat de provincie en vervoerders voor 2021 een nul-resultaat garanderen en voor 2022 streven naar een nul-resultaat. De gemaakte afspraken ter naleving van deze voorwaarden en beperking van de financiële risico's zijn voor de concessie IJsselmond vastgelegd in het opgestelde transitieplan, waarin verschillende maatregelpakketten worden uitgewerkt om de sector toekomstbestendig te maken. Voor de concessie Lelystad zijn afspraken hierover vastgelegd in de verlengingsovereenkomst van de concessie.

Hoe hoog het restrisico voor Flevoland zal zijn is met name afhankelijk van hoelang het virus zich nog blijft verspreiden en de mate waarin reizigers, die vóór corona frequent gebruikt maakten van het openbaar vervoer, terugkeren. Ook is van invloed de mate en het tempo waarin de provincie en vervoerders de in de transitieplannen gemaakte afspraken realiseren. Voor het afdekken van de provinciale financiële risico’s in het openbaar vervoer is binnen de 'Brede Bestemmingsreserve' bij het vaststellen van de Najaarsnota 2020 een bedrag van € 2,25 miljoen geoormerkt. Of het Rijk ook na 1 september 2022 nog bereid is om de sector financieel te ondersteunen is op dit moment onduidelijk.

Overige ontwikkelingen

  • In de huidige meerjarenraming (2022-2025) zijn de accressen uit de Meicirculaire 2021 verwerkt, maar de omvang is nog onzeker. Deze onzekerheid bestaat uit het gegeven dat het nieuw te vormen kabinet via een op te stellen regeerakkoord keuzes zal maken die de accressen vanaf 2022 kunnen beïnvloeden. Daarnaast moeten met het nieuwe kabinet afspraken worden gemaakt over de ontwikkeling van het Provinciefonds (en ook het Gemeentefonds). Nu worden de accressen bepaald volgens de trap op, trap af methode maar eventueel komt er een andere methode voor terug.
  • Zoals bekend zijn elektrische auto’s vrijgesteld van MRB en derft Flevoland daarover de opcenten. Het aantal elektrische auto's neemt gestaag toe. Als beheermaatregel is hiervoor meerjarig een risicobuffer in de begroting opgenomen. Tweemaal per jaar wordt gemonitord of deze buffer toereikend is. Er is een rapport opgesteld door het ROB (april 2020) op basis waarvan de provincies menen dat het Rijk zou moeten compenseren voor het effect van dit rijksbeleid. Bij de berekening van de hoogte van de buffer is uitgegaan van een gedeeltelijke compensatie van de derving. Besluitvorming hierover wordt overgelaten aan het nieuwe kabinet.
  • Er vinden onderzoeken plaats naar een aanpassing van het verdeelmodel Provinciefonds alsmede naar eventuele alternatieven voor het provinciaal belastinggebied (ter vervanging van de provinciale opcenten MRB op termijn). Beide trajecten kunnen kan van invloed zijn op de provinciale inkomsten in de komende jaren.
  • Met de beleggingen van het Nazorgfonds zou op de lange termijn 4,4% rendement gehaald moeten worden, namelijk de rekenrente die als uitgangspunt voor het doelvermogen wordt gebruikt. Het gemiddelde beleggingsrendement in de laatste jaren ligt onder deze norm. Het is onzeker of op de lange termijn dit rendement daadwerkelijk kan worden behaald. In 2021 wordt een landelijk onderzoek gedaan naar de berekening van de rekenrente om te bepalen hoe die beter aan kan sluiten bij de werkelijke rendementen.
Deze pagina is gebouwd op 11/17/2021 13:15:08 met de export van 11/16/2021 16:21:10